Eregalerij: Rubinstein - wonderkind en conservatoriumdirecteur

Russische pianist, componist en dirigent van Joodse komaf. Door de criticus Hans von Bülow ‘de Michelangelo van de muziek’ genoemd. Rubinstein begint zijn carrière als wonderkind. Al op zijn tiende maakt hij een driejarige tournee door West-Europa. Hij groeit uit tot een van de grootste pianovirtuozen van de negentiende eeuw, met Liszt als zijn enige serieuze concurrent. Legendarisch zijn zijn historische recitals: zeven lijvige programma’s waarin hij een overzicht geeft van de pianomuziek van Couperin en Rameau tot de Russische componisten van zijn tijd. In de Kleine Zaal heeft Rubinstein nooit gespeeld, maar wel in de Parkzaal, de voorloper van Het Concertgebouw. In 1862 sticht hij het conservatorium in Sint-Petersburg. Vier jaar later helpt hij zijn jongere broer Nikolaj bij de oprichting van het conservatorium in Moskou.

Het oeuvre van Rubinstein is indrukwekkend: negentien opera’s, vijf pianoconcerten, zes symfonieën, liederen, kamermuziek en talloze pianostukken. Zijn stijl is romantisch, en westers georiënteerd. Julius Röntgen kiest in november 1888 het Bijbelse Sulamith voor zijn eerste concert met het Toonkunstkoor in het net geopende Concertgebouw. Twee jaar later voert hij ook het oratorium Das verlorene Paradies uit. In Rubinsteins sterfjaar 1894 leidt Karl Goldmark het Concertgebouworkest in balletmuziek uit de opera Demon. Daarna is het gedaan met de belangstelling voor Rubinsteins muziek. De cartouches in zowel de Kleine als de Grote Zaal houden de herinnering levend aan deze eens zo markante figuur.