


Op Ontdekking: Wat is een (klassiek) orkest?
ma 26 mei 2025 - 3 minuten leestijd - Tekst: Bart de Graaf
Als je aan iemand vraagt wat een orkest is, dan krijg je waarschijnlijk als antwoord: een groep mensen die op instrumenten speelt. En dat klopt ook. Maar die groepen bestaan al eeuwenlang en kom je in allerlei soorten en maten tegen. Hoe zit dat precies? Tijd om in te zoomen op het klassieke orkest!
Het woord ‘orkest’ bestaat al sinds de Griekse oudheid. Zangers, instrumentalisten en dansers traden op in bijvoorbeeld een toneelvoorstelling. Op het podium stonden de acteurs en de musici speelden vóór het podium. Die plek werd ‘orchestra’ genoemd, wat ‘dansplaats’ betekende. Toen de musici later naar het podium verhuisden, namen ze de naam ‘orkest’ mee. Het orkest was geen plaats meer, maar werd een groep musici.
Symfonie en ontwikkeling
Dan zijn we al heel wat eeuwen verder, want dat gebeurde pas in de achttiende eeuw. Bach componeerde toen voor het barokorkest. Later ontwikkelden Haydn en Mozart de symfonie en daarmee ook het orkest. Zo werd de klarinet toegevoegd aan het barokorkest, terwijl toetsinstrumenten als het klavecimbel juist verdwenen. Aan het eind van de achttiende eeuw telde een gemiddeld orkest zo’n dertig musici. De blazers – fluit, hobo, klarinet, fagot, hoorn en trompet – waren ‘dubbel bezet’ (er waren er twee van elk), er was een paukenist en het orkest had ongeveer twintig strijkers: eerste viool, tweede viool, altviool, cello en contrabas. Deze instrumenten waren toen nog anders gebouwd en klonken minder vol dan nu. Orkesten speelden dan ook vooral in kleine ruimtes.
Aan het eind van de achttiende eeuw telde een gemiddeld orkest zo’n dertig musici
De rol van de dirigent
Een dirigent was er nog niet echt. Als er al iemand voor het orkest stond, sloeg die meestal hoorbaar de maat. Dat was ook wel nodig, want het niveau van de musici was lang niet zo hoog als vandaag de dag. Uit respect stond de dirigent met het gezicht naar het publiek.
In de negentiende eeuw veranderde dit: de dirigent draaide zich om naar het orkest en nam een stokje in zijn hand. Niet alleen was het belangrijk dat de musici gelijktijdig speelden, maar ook hóé ze samenspeelden: hoe hard (of zacht), in welke sfeer… Het orkest werd het instrument van de dirigent, die zijn eigen interpretatie overbracht. Mendelssohn en Berlioz – beiden behalve componist ook dirigent – waren pioniers van deze nieuwe benadering.

Spotprent van Hector Berlioz als dirigent
Het orkest werd het instrument van de dirigent, die zijn eigen interpretatie overbracht
Groei en organisatie
Ondertussen schreven componisten voor steeds grotere orkesten; er waren meer musici per instrument en ook werden er instrumenten toegevoegd, zoals de trombone en de tuba. Rond 1900 beschikten bijvoorbeeld Mahler, Wagner en Richard Strauss over zo’n honderdtwintig musici. Zo’n groot orkest had meer organisatie nodig, zowel op als achter het podium. Er kwamen aanvoerders die hun instrumentgroepen aanstuurden; de belangrijkste is de concertmeester, leider van de eerste violisten. Ook buiten het orkest professionaliseerde de organisatie: administratie, financiën, marketing en programmering werden steeds belangrijker.

Het Koninklijk Concertgebouworkest in 2019 © Simon van Boxtel
Het symfonieorkest
Met hun enorme orkestraties bereikten Wagner en Mahler wel zo’n beetje het maximum van het symfonieorkest. Hoe moest het verder? Debussy gebruikte in La mer weliswaar een groot orkest, maar liet vaak maar weinig instrumenten tegelijk spelen, waardoor telkens andere klankcombinaties ontstonden. Stravinsky vroeg zich af wat ‘symfonie’ eigenlijk betekent. De Griekse woorden sun (‘samen’) en phonè (‘klank’) gaven hem het antwoord: als er maar iets samenklinkt! In zijn Psalmensymfonie liet hij de viool en altviool weg en voegde hij partijen voor koor en twee piano’s toe. Zo werd het begrip ‘symfonie’ steeds breder.
Ook tegenwoordig worden er nog volop symfonieën geschreven, maar ze zijn meestal veel vrijer in vorm dan vroeger. Nog vaker schrijven componisten werken voor symfonieorkest zonder deze ‘symfonie’ te noemen.
Filharmonisch orkest
Een voorbeeld van een symfonieorkest is het Concertgebouworkest, opgericht in 1888 – hetzelfde jaar waarin Het Concertgebouw zijn deuren opende. Met de professionalisering van de orkesten ontstond de behoefte om te spelen in speciaal gebouwde concertzalen, met een zo mooi mogelijke akoestiek.
Naast het symfonieorkest heb je ook het filharmonisch orkest. Beide voeren de grote orkestwerken uit. Het verschil is vooral historisch: een symfonieorkest ontstond als een groep musici en groeide uit tot tot een professionele organisatie. Een filharmonie begon juist als een muziekvereniging of concertorganisatie en vormde van daaruit een orkest. Het Radio Filharmonisch Orkest, bijvoorbeeld, maakt deel uit van de Stichting Omroep Muziek en werd opgericht door de gezamenlijke omroepen.
Verschillende orkestvormen
Het kamerorkest is een kleinere variant van het symfonieorkest – zoals het Nederlands Kamerorkest. Speel je een stuk dat alleen voor strijkinstrumenten is geschreven, zoals de Serenade voor strijkers van Tsjaikovski, dan heb je aan een strijkorkest voldoende. Een bekend voorbeeld is Amsterdam Sinfonietta. En dan zijn er ook nog barokorkesten, zoals het Amsterdam Baroque Orchestra. Zij spelen muziek uit de tijd van Bach en Händel op instrumenten uit die periode of kopieën daarvan.
Zo zijn er door de eeuwen heen verschillende vormen van het orkest ontstaan, hand in hand met de ontwikkeling van muziek, concertzalen en instrumenten. En dan blijkt de definitie ‘een groep mensen die op instrumenten spelen’ heel aardig te kloppen. Met de kanttekening dat er veel varianten van het klassieke orkest bestaan en daarbinnen nog veel te ontdekken valt.