


Evelyne Merkx: drie decennia, één handschrift
vr 14 nov 2025 - 6 minuten leestijd - Tekst: Liesbeth Houtman - Foto: Eduardus Lee
Evelyne Merkx is al dertig jaar huisarchitect van Het Concertgebouw. Ze neemt ons mee naar haar favoriete plekken. ‘Er is in dit monument niet één vierkante centimeter die ik niet heb aangeraakt.’
Onderdeel van
Er schiet Evelyne Merkx een anekdote te binnen. Na de restauratie van de foyers, jaren geleden, hoorde ze bij een rondleiding iemand van Monumentenzorg zeggen: ‘Kijk, de marmeren lambrisering is terug!’ Ze glimlacht: ‘Maar er wás helemaal geen lambrisering. Die hebben wij ontworpen en toegevoegd, net als de plinten en de neuten.’
Al sinds 1995 werkt de architect met haar bureau Merk X, voorheen Merkx+Girod, aan de diverse renovaties van Het Concertgebouw. Haar ontwerpen zijn tijdloos én in stijl: ze vormen een architectonische eenheid met het classicistische gebouw. Dat is niet alleen haar verdienste, benadrukt Merkx. ‘Ik ben altijd omringd geweest door fantastische mensen, zoals mijn rechterhand Det van Oers en mijn inmiddels overleden partner Patrice Girod.’
Toen ik de pitch won, schrok ik wel even
Masterplan
Merkx kreeg bekendheid met haar werk voor de Raad van State, de winkels van de Hema en de Bijenkorf en voor musea als het Tijdelijke Rijks, de voormalige Hermitage, het Dordrechts Museum en het Groote Museum. Een concertzaal was destijds nieuw terrein voor haar, vertelt ze, zittend op een bankje in een van de foyers rond de Grote Zaal – het ontwerp is uiteraard van haar hand. ‘Toen ik de pitch won, schrok ik wel even’, bekent ze. Door alle hoeken en gaten in kaart te brengen, kreeg zij grip op het in 1888 geopende monument. Uit haar tas pakt ze het masterplan, inclusief een analyse van de knelpunten per verdieping. ‘Er is niet één vierkante centimeter die ik niet heb aangeraakt.’
Roze muren
Eind jaren tachtig was de fundering vernieuwd en verscheen de glazen uitbouw van architect Pi de Bruijn. ‘Voor de rest was het een tamelijk armoedig zooitje’, zegt Merkx, bladerend door een fotoboek. ‘Neem de foyer waar we nu zitten: er waren geen bankjes, geen tafeltjes, geen bar, geen water… De muren rond de Grote Zaal waren ter oriëntatie roze geverfd. En wist je dat het gebouw zevenentachtig verschillende deuren telde? Een enkele origineel, de meeste met gewapend draadglas.’ Ook logistiek haperde er van alles. ‘Stel je voor: de koffie werd in containers vanuit de kelder op karren naar boven gebracht. Al dat kletterende porselein hoorde je tot in de zaal.’
De grootste nachtmerrie was dat de wereldberoemde akoestiek zou worden aangetast
Als eerste pakte Merkx het benedengebied aan: de artiestenfoyer en keuken, en de solistenkamers en stemkamers voor de orkestleden. ‘De musici van het Concertgebouworkest waren heel enthousiast. Martijn Sanders, destijds directeur, zei toen: nu durf ik met jou ook de Grote Zaal aan.’ Haast was geboden: in de muren zaten scheuren en een van de plafondcassettes dreigde naar beneden te vallen. Merkx noemt het haar spannendste project ooit. ‘De grootste nachtmerrie was natuurlijk dat de wereldberoemde akoestiek zou worden aangetast.’










Koeienbot
Merkx stapt de Grote Zaal binnen. Haar gedachten dwalen af naar 1998. ‘Alles was bruin en sleets, het licht was slecht.’ Doel van de renovatie was de zaal een feestelijker uitstraling te geven. Als uitgangspunt koos Merkx het wit van een koeienbot. ‘Teun Blijenberg van restauratieatelier Rescura fungeerde als hoofdaannemer. Hij werkte samen met kleurspecialist Antoinette van der Wal. Op basis van de pigmenten die ik samen met een kunstenaar had gemengd, ontwikkelde zij een staalkaart van zestien wittinten.’
Antoinette van der Wal ontwikkelde zij een staalkaart van zestien wittinten
Merkx gebruikte bladgoud en voegde in de rand van de plafondcassettes nieuwe ornamenten toe. Bestaande versieringen, zoals de componistencartouches, de ‘schilden’ op de balkonrand en de engeltjes op de wanden, voorzag zij van kleuraccenten. Alle stoelen werden vervangen. Een verrassing vond Merkx op zolder: daar lag, onder het stof, het koperen rooster met arabesken dat nu weer op zijn plek zit onder de grote kroonluchter.
Visje bakken
De voorbereidingen namen twee jaar in beslag. De renovatie zelf duurde zes maanden – een klus die ’s nachts werd uitgevoerd. ‘Elke avond na het concert, om kwart over elf, werden de steigers opgebouwd, die ’s ochtends weer werden afgebroken. Het gebouw is geen dag dicht geweest.’ Vijfenvijftig stukadoors en schilders werkten met man en macht om de klus te klaren. ‘Om het vol te houden, bakten ze soms een visje op de steiger.’ Merkx was er regelmatig bij. ‘Lekker slapen kon ik toch niet.’
Het gebouw is geen dag dicht geweest
‘In die periode zat ik in de zaal toevallig naast NRC-muziekjournalist Kasper Jansen. Hij zei: “Ik heb er de pest in dat ze zo aan het klooien zijn in mijn tweede huiskamer. Waar is het goed voor?” Waarop ik antwoordde: “Heer, ik ben het.” Ik heb hem toen op een avond meegenomen de steigers op. Hij was helemaal om en schreef een lovend artikel in de krant.’ Vanaf dat moment mochten de steigers blijven staan, herinnert Merkx zich. ‘We kochten op de Albert Cuyp grote doeken om ze aan het zicht te onttrekken.’
Paardenhaar
We vervolgen onze route door de foyers. De ruimtes onderscheiden zich door een eigen ontwerp in het tapijt. Als basiskleur koos Merkx rouge-noir, met langs de rand een baan in helderrood, gescheiden door een roze streep en een witte stippellijn. ‘Die baan verbindt de foyers en de trappenhuizen door het hele gebouw. Ik maakte echter één fout: in de drie afgesloten foyers op de eerste verdieping liep hij niet door. We spraken af: als het tapijt aan vervanging toe is, herstellen we het.’ Afgelopen zomer was het zover.
De baan in het tapijt verbindt de foyers en de trappenhuizen door het hele gebouw
Beeldbepalende elementen in de foyers zijn de fauteuils en plafondlampen van de Oostenrijkse architect Josef Hoffmann. ‘Hij ontwierp die fauteuils voor de dochter een opdrachtgever die cello speelde.’ De bankjes langs de wanden en de poefjes, gemaakt van ijzersterk paardenhaar, zijn een ontwerp van Merkx zelf. Ze toont de lichtgekleurde staart van een schimmel. ‘Die laat zich het gemakkelijkst in de juiste tint roze verven.’
Onderweg naar de zijfoyer van de Kleine Zaal passeren we de Felix de Nobelfoyer. Merkx reikt naar het plafond. ‘Het is hier slechts 2,20 meter hoog vanwege de “in de ruimte gehangen” kleedkamers erboven.’ Om de ruimte toch allure te geven, ontwierp ze drie schaalachtige kroonluchters die precies pasten tussen kanalen in het plafond. ‘De kristallen pegels zijn platgelegd en met de hand erin geregen.’









Balkontrap
Bij de verbouwing van de Kleine Zaal in 2004 verhuisde de balkontrap naar de overzijde, tegen de zaal aan. ‘De foyer oogt veel opener en hoger door het weghalen van het tussenbordes’, zegt Merkx met gepaste trots. Ze werpt een blik in de zaal, die momenteel opnieuw in renovatie is: er wordt gewerkt aan een nieuw lichtplan en andere technische voorzieningen. Herinneringen aan ruim twintig jaar geleden komen boven. ‘Het podium stond op instorten, die moest er helemaal uit, net als vloer.’ Voor de kleuren werkte Merkx opnieuw samen met Antoinette van der Wal. Ze kijkt tevreden naar de auberginekleurige stoelen: een ontwerp van de Belgische architect Victor Horta. ‘Ze zijn subtiel aangepast zodat er net iets meer beenruimte ontstond.’
De lamp is samengesteld uit stukjes van oude kroonluchters die op zolder lagen te verstoffen
Halverwege de trap naar de entreehal blijft Merkx staan. Daar heeft ze goed zicht op de enorme kroonluchter, die ze ontwierp bij de renovatie van 2012. ‘De lamp is samengesteld uit stukjes van oude kroonluchters die op zolder lagen te verstoffen. Decorbouwer Huib Nelissen heeft hem in elkaar gezet. We hadden er speciaal een wasmachine voor aangeschaft.’
Museumpleinentree
Het rondje eindigt in de Museumpleinentree, Merkx’ laatste grote project. In de jaren tachtig verhuisde de hoofdentree naar de glazen uitbouw. Twee jaar geleden werd de oorspronkelijke ingang in ere hersteld, net als die aan de noordzijde van het gebouw. Het doel: een vernieuwde connectie met het Museumplein en een optimalisatie van de bezoekersstromen. ‘Kijk’, zegt Merkx, ‘vanaf hier heb je zicht op de drie musea: het Stedelijk, Van Gogh en het Rijks.’
Je wilt ook aan de buitenwereld laten zien: hier gebeurt het
De ruimte deed tientallen jaren dienst als ‘bargebied’. Aan de ene kant bevond zich de champagnebar met een opslag voor horeca en installaties, aan de andere kant het mindervalidentoilet. Er werden meters aan oppervlakte gewonnen, het plafond ging eruit, de hoge zijramen kwamen weer vrij. Het resultaat is een ruimtelijke en stijlvolle foyer die baadt in het licht. ‘Je wilt ook aan de buitenwereld laten zien: hier gebeurt het.’
Mensen vragen weleens: hoe komt het toch dat alles wat jij maakt hetzelfde handschrift heeft?
Verleiding
Merkx wijst naar de goudkleurige versieringen in de bogen van de drie entreedeuren. Ze zijn een ‘citaat’ van haar werk in de raamomlijstingen van de Grote Zaal. Eén lijn verbindt haar werk uit heden en verleden. ‘Mensen vragen weleens: hoe komt het toch dat alles wat jij maakt hetzelfde handschrift heeft? Het antwoord luidt: door consequent te zijn en vast te houden aan de keuzes van materialen en kleuren die ik dertig jaar geleden maakte in het masterplan. Natuurlijk kriebelt het weleens: zal ik niet eens een ander stoeltje proberen, een andere kroonluchter?’ Die verleiding weet zij vooralsnog te weerstaan. Alleen het paardenhaar van de nieuwe poefjes heeft ze noodgedwongen vervangen door een stevige stofsoort.








