


Het mysterie Sjostakovitsj in vijftien strijkkwartetten
wo 15 okt 2025 - 5 minuten leestijd - Tekst: Saskia Törnqvist - Foto: Awesta Darwesh
In vijf concerten speelt het Jerusalem Quartet dit seizoen alle strijkkwartetten van Dmitri Sjostakovitsj (1906-1975). De kwartetten zijn als een dagboek: de Sovjetcomponist gebruikte ze in toenemende mate als zijn uitlaatklep.
Een eenzame cello speelt een langzaam motief van slechts vier tonen, eerst met een kleine stijging, dan met twee dalingen, als een diepe zucht. Altviool, tweede viool en primarius nemen de melodie over en spinnen samen met de cello een web van donkere lijnen om daarna in zware somberte eensgezind af te sluiten met het openingsthema. Hiermee zette Dmitri Sjostakovitsj zijn handtekening in muziek. Maar wie herkende die handtekening? In elk geval zijn goede vriend Isaac Glikman, met wie hij een trouwe correspondentie onderhield.
Tranen vergieten
Op 19 juli 1960 schreef Sjostakovitsj aan hem: ‘Ik zat te denken dat er, als ik ooit kom te overlijden, wel niemand een stuk zal schrijven ter mijner nagedachtenis. Daarom heb ik het zelf maar gedaan. (…) Het grondthema bestaat uit de noten D, Es C, H, te weten mijn initialen (D.Sch). Verder zijn er thema’s uit ander eigen werk gebruikt (…) Een hele hutspot.’
In dezelfde brief bekende Sjostakovitsj dat hij bij het schrijven van het werk net zoveel tranen had vergoten ‘als urine na het drinken van zes pullen bier’, en dat zijn emotionele hoofdkraan nog eens openging bij het doorspelen van het hele werk op de vleugel: ‘Nu niet vanwege de pseudotragiek, maar ook van verbazing om de sublieme gaafheid van de vorm.’*

Handtekening van Dmitri Sjostakovitsj
Onthutsende ervaring
En ja, het moet gezegd: het Achtste strijkkwartet van Sjostakovitsj – want daar hebben we het over – is een voltreffer. Zelf hoorde ik het voor het eerst als vijftienjarige in Het Concertgebouw. Van Sjostakovitsj had ik nog nooit gehoord, referentiekaders ontbraken totaal, maar de pure muziek deed vanaf de eerste noten haar ontwrichtende werk. Het was een onthutsende ervaring. Meteen aansluitend speelden de musici een hopfaldera-achtig stuk van Glinka. Een doodzonde, vond ik toen, en dat vind ik eigenlijk nog steeds. Want na het Achtste strijkkwartet past alleen een plechtig zwijgen.
De pure muziek deed vanaf de eerste noten haar ontwrichtende werk
Dat zwijgen deden in elk geval de leden van het Borodin Quartet, nadat ze in 1962 het werk voor de componist bij hem thuis voorspeelden. Ook deze keer schoot Sjostakovitsj vol. Omdat hij ook na de slottonen maar bleef schokschouderen, besloten de kwartetleden om heel stil, één voor één sluipend de ruimte te verlaten, uit diep respect voor de peilloze krochten waaruit de componist zijn meesterwerk had opgediept.

Dmitri Sjostakovitsj en de leden van het Borodin Quartet, jaren 50
Wonderkind
Het begon allemaal zo hoopvol. In 1926 voltooide de toen negentienjarige Sjostakovitsj zijn Eerste symfonie die in datzelfde jaar in première ging door het Leningrad Filharmonisch Orkest. In kleine kring stond hij al bekend als een wonderkind, maar met deze symfonie werd zijn naam op slag gevestigd. Over elkaar buitelende motieven, hoge energie, abrupte wendingen, schrijnende akkoordprogressies en hier en daar een weids uitzicht op een herfstig klankkleurenlandschap – hij toverde het allemaal tevoorschijn.

Dmitri Sjostakovitsj als kind, geportretteerd door Boris Kustodiev, 1919
Sjostakovitsj, opgegroeid onder de laatste tsaar en als adolescent en student getuige van de chaos van revolutie, burgeroorlog, hongersnoden en de opbouw van een nieuwe heilstaat, was in deze symfonie hoorbaar drukdoende passende muziek te vinden bij alle omwentelingen, inclusief die van zijn eigen zielenroerselen. Daarbij putte hij dankbaar uit zijn ervaringen als bioscooppianist, een baan die hij noodgedwongen op zich nam toen hij, zestien jaar oud, ineens zijn vader verloor en de kost moest verdienen voor zijn gezin. Met het begeleiden van harde filmmontages had hij geleerd om razendsnel te schakelen tussen contrasterende gemoedstoestanden, scenes en genres.
Met de Eerste symfonie werd Sjostakovitsj’ naam op slag gevestigd
Overlevingskunst
Razendsnel schakelen, dat moest iedere Sovjetburger in de jaren twintig. Terwijl in een ongehoord hoog tempo werd gewerkt aan de verwezenlijking van de communistische idealen – of iets wat daarvoor moest doorgaan – stond het dagelijks leven in het teken van overlevingskunst. Lenin was niet meer, Stalin stond nog niet officieel aan het roer, met kunst- en vliegwerk bouwde men aan een nieuwe maatschappij door oogluikend klein ondernemerschap toe te staan. Het waren de jaren van de Nieuw Economische Politiek en ook de tijd waarin kunstenaars op een revolutionaire – lees: avantgardistische – wijze de heilsboodschap voor het voetlicht brachten.
Sjostakovitsj zocht en vond in die jaren zijn eigen toon: vlijmscherp, ironisch, extatisch. Maar in de jaren dertig kwamen daar nieuwe lagen bij: tragisch, duister, sinister. Inmiddels was de heilstaat geconfisqueerd door Stalin en consorten, die met hun Vijfjarenplannen alle Sovjetneuzen dezelfde kant op dwongen. De gevolgen zijn bekend: de Holomodor in de Oekraïense Sovjetrepubliek, de paranoia van de Grote Roerganger, de heksenjacht op andersdenkenden, uitmondend in showprocessen, martelingen, executies en massadeportaties naar de Goelag.
De rest van zijn leven zou hij zich staande houden door veel ‘ja’ te zeggen tegen de autoriteiten en in zijn muziek veel ‘nee’ te doen
En in die hele maalstroom een opgejaagde Sjostakovitsj, die in 1936 vanwege zijn expressionistische opera Lady Macbeth van Mtsensk werd gekielhaald in het Pravda-artikel ‘Chaos in plaats van muziek’. Het is de beruchtste muziekrecensie aller tijden. De rest van zijn leven zou hij zich staande houden door veel ‘ja’ te zeggen tegen de autoriteiten en in zijn muziek veel ‘nee’ te doen. En daarin spelen de strijkkwartetten een prominente rol.
Signalen
Vaak wordt gesteld dat Sjostakovitsj’ oeuvre op te delen is tussen staats-ideologische composities enerzijds en werken vol persoonlijke bekentenissen anderzijds. Maar dat is een simplificatie. Sjostakovitsj zag op talloze manieren kans om zijn eigen signalen af te geven, ook in officiële opdrachtwerken. Het veelvuldig gebruik van zijn eigen initialen is daarvan het het bekendste voorbeeld, maar een goede verstaander hoort ook waar hij muziek van zichzelf en anderen op betekenisvolle wijze citeert of parafraseert.
Uitlaatklep
In zijn vijftien strijkkwartetten vond Sjostakovitsj in toenemende mate zijn uitlaatklep. Hij schreef ze tijdens allerlei moeizame episodes: aan het einde van de terreurjaren dertig, tijdens de oorlog, na de vernederende componistenprocessen van 1948, en het meest in de jaren zestig, toen hij onder druk lid was geworden van de Communistische Partij. Met zijn lidmaatschap kreeg Sjostakovitsj meer artistieke vrijheid, maar hij betaalde daarvoor een absurd hoge prijs: het verlies van begrip en respect van sommige vrienden. Een dissident was hij alleen in zijn gedachten, voor de buitenwacht was hij een marionet. Al die jaren schreef hij zijn getuigenissen in zijn strijkkwartetten, soms alleen maar bedoeld voor de bureaula.

Dmitri Sjostakovitsj leest de Pravda, 1965
Een dissident was Sjostakovitsj alleen in zijn gedachten, voor de buitenwacht was hij een marionet
Desolaat klanklandschap
Waar de vroege werken vaak nog openen met verwachtingsvolle lyriek, doemen later steeds meer mechanische en neurotische trekken op. In het Achtste kwartet komen allerlei thema’s uit zijn jongere composities samen in een desolaat klanklandschap. Een huppelend fagotthema uit zijn Eerste symfonie acteert hier als een kreupele man met een slepend been: een vooruitblik op de sterk verslechterende gezondheid van de componist zelf. In zijn Dertiende kwartet klopt Magere Hein op de deur. Huiveringwekkend zijn de diepe cellopizzicato’s en knarsende strijkerstonen daarboven, als dansende karkassen.
In zijn allerlaatste werk rest alleen nog kale essentie, met als mysterieuze zwanenzang zijn Vijftiende kwartet, bestaande uit zes in elkaar overvloeiende Adagio’s. Verborgen initialen zijn hier niet meer nodig, alle maskers zijn afgevallen, de muziek lijkt alleen nog maar te zeggen: ‘Hier staat Dmitri Sjostakovitsj, hij kon niet anders.’
* Dmitri Sjostakovitsj – Kroniek van een vriendschap. Brieven aan Isaak Glikman. Hoogland en Van Klaveren, 2006, p. 172.