Ontdek
  1. Zoeken
  2. Concerten
  3. Menu
  4. Inloggen
Igor Stravinsky

Schandaal?! Over Le sacre du printemps van Stravinsky

vr 22 jun 2018 - 4 minuten leestijd - Tekst: Sjeng Scheijen

Op 29 mei 1913 ging in Parijs het ballet Le sacre du printemps in première door de legendarische Ballets Russes. De voorstelling gaf aanleiding tot een woest oproer in de zaal, waaraan zelfs de politie te pas kwam.

Over de precieze redenen voor dat Parijse oproer rond de première wordt nog altijd getwist. Zeker is dat het Stravinsky’s carrière katapulteerde. Vanaf dat moment werd zijn muziek beschouwd als het revolutionaire begin van een nieuw begrip van schoonheid. Voor een muziekstuk dat inmiddels zo’n klassieker is geworden als Le sacre du printemps (Lenteriten) is de ontstaansgeschiedenis behoorlijk duister. Terwijl de muziek, dat wil zeggen de partituur (nee, niet hetzelfde), het onderwerp is van vele studies, is de biografie van het stuk, zijn historische en intellectuele context, in zekere zin nog steeds niet volledig onderzocht.

Wie Le sacre du printemps écht wil begrijpen moet niet naar Zwitserland, waar een groot deel van de noten is opgetekend, en ook niet naar Parijs, waar de geruchtmakende première plaatsvond, maar naar Smolensk, een provinciestad zo’n driehonderd kilometer ten oosten van Moskou. Daar bevond zich voor de Eerste Wereldoorlog een van Ruslands belangrijkste centra van hedendaagse kunst en vormgeving, de kunstenaarskolonie Talashkino. Dit was de plek waar Igor Stravinsky in de lente van 1911 het concept voor Le sacre du printemps uitwerkte. De artistiek leidster en oprichter van Talashkino was Maria Tenisheva, een van de vele invloedrijke en inspirerende vrouwen in de Russische kunstwereld. Zij zag het als haar belangrijkste opdracht om Rusland weer toegang te geven tot zijn spirituele wortels, die volgens haar verborgen lagen in de volkskunst, volkse spelen en gezangen, en in heidense en semi-religieuze rituelen. Op Talashkino gaf ze kunstenaars de mogelijkheid om etnologisch onderzoek te doen en zich te bekwamen in halfvergeten ambachten.

De belangrijkste kunstenaar die op Talashkino werkte, was, volgens Tenisheva, Nikolai Roerich (eigenlijk: Rerich), ongetwijfeld een van de meest curieuze figuren van het Russische fin de siècle. Hij was een academisch geschoold schilder, essayist, archeoloog, spiritist (hij had contact met geesten en liet tafels dansen) en later in zijn leven een humanitair activist en vredestichter. Tegenwoordig wordt hij nog altijd geëerd in spiritualistische gemeenschappen, eerder als goeroe dan als kunstenaar. De vele nog bestaande Roerichcentra en Roerichmusea, onder andere in New York, Moskou en Naggar (India), tonen de kunst van hem en zijn zoon, waarin oude wijzen, meestal in een pastelgetint berglandschap, worden geconfronteerd met de grootsheid van het universum.

Het initiële idee voor Le sacre du printemps, een ballet over heidense rituelen in het pre-christelijke Rusland, komt van Roerich, maar het was een idee dat in zekere zin in de lucht hing. Het nadenken over en het willen beleven van het primitieve, het onbeschaafde, het pure, had diepe wortels in de Romantiek, maar kreeg in het fin de siècle een zeer heftige impuls. Het idee dat de gigantische technologische vooruitgang die zichtbaar werd in de industriële revolutie vooral had geleid tot het verlies van het meest waardevolle en pure in de mens, kreeg een modieuze, onkritische, geïnspireerde en zeer vitale aanhang.

Vegetarisme, naturisme, abstracte schilderijen, vrije dans, antroposofie komen alle voort uit deze primitivistische reactie in het fin de siècle en de vroege twintigste eeuw. Gauguins zoektocht naar ‘edele wilden’ in Polynesië en Picasso’s gebruik van Afrikaanse sculpturen zijn de meest in het oog springende verschijnselen in de kunst van die tijd. Het grote verschil tussen de hier genoemde Europese kunstenaars en hun Russische tegenhangers is dat de Russen niet naar verre exotische oorden hoefden om die primitieve mens te vinden. Zij meenden die te kunnen vinden in hun onmiddellijke nabijheid, in de boerengemeenschappen net buiten de paar verwesterde steden die Rusland rijk was. Dit Russische primitivisme of neonationalisme heeft wel deels andere wortels dan zijn Europese tegenhanger, maar er zijn duidelijke parallellen. Het verklaart bovendien waarom de Russische cultuur aan het begin van de twintigste eeuw ineens op zoveel begrip kon rekenen in Europa en er zo’n grote aanhang verwierf.

Het Europese beeld van Rusland was immers dat van een halfbeschaafde samenleving, die nog met één been in een archaïsche, heidense werkelijkheid stond, zeer ver verwijderd van de Europese burgerlijke mainstream. Dit Europese clichébeeld over Rusland liep overigens voor een groot deel parallel met het zelfbeeld van de verwesterde Russische elite. Het soort uiterst beschaafde, geletterde en bereisde Russen, die in Tenisheva’s Talashkino een ambitieuze poging deden om weer in contact te komen met hun onbeschaafde eigenheid, met de kern, de wortels van hun gedeelde cultuur. Dit deden ze niet alleen door een verheerlijking van het primitieve, maar ook door het doen van etnografisch onderzoek. Hier komt Le sacre du printemps vandaan.

De rest is geschiedenis. Stravinsky’s contact met Roerich ontstond net na het overweldigende succes van De vuurvogel in het 1910-seizoen van de Ballets Russes van Serge Diaghilev. Minder dan een jaar later werkte Stravinsky enkele weken met Roerich in Talashkino aan de ontwikkeling van het concept, dat eind juli 1911 in grote lijnen gereed was. Waarschijnlijk deed Stravinsky in die tijd ook al onderzoek naar bundels met vooral Litouwse volksmuziek, die hij vermoedelijk van Roerich kreeg aangereikt.

De muziek die Stravinsky uiteindelijk zou schrijven, en die de geschiedenis van academische muziek onherroepelijk zou veranderen, draagt met haar combinatie van primitivisme en etnografie het directe stempel van Talashkino. Het was deze combinatie die Le sacre du printemps zo revolutionair maakte en die de reden vormt van de voortdurende aanwezigheid van deze muziek in de concertzaal.

Dit artikel verscheen eerder in Het Concertgebouw Magazine, editie mei 2013

Onderdeel van

Bekijk ook eens