

do 15 nov. 2018 - 2 minuten leestijd - Door Het Concertgebouw
Slechts een paar maten muziek waren nodig om in 1913 de muziekgeschiedenis te veranderen. In een Parijse concertzaal ging Le sacre du printemps van Igor Stravinsky in première. Luttele seconden na de start werd er al smalend gelachen in de zaal. Tegen de tijd dat de balletdansers het podium opkwamen, kwam de muziek al niet meer boven het tumult uit. Er werd door voor- en tegenstanders gevochten, met groente gegooid, en de volgende dag waren de kritieken niet mals.
Met zijn vele abrupte maatwisselingen, grote verschillen in dynamiek en rauwe klankerupties werd Stravinsky’s ‘lenteritueel’ niet alleen inhoudelijk, maar ook muzikaal als heidens ervaren.
Le sacre was Stravinsky’s derde samenwerking met choreograaf en landgenoot Diaghilev, die hem had ‘ontdekt’ in Sint-Petersburg, waar een van zijn vroege werken werd uitgevoerd. Hun eerste project was het ballet De vuurvogel. Het succes daarvan, maar ook vermoeilijkte omstandigheden rondom de Eerste Wereldoorlog en de Russische Revolutie, betekenden de start van Stravinsky’s vele reizen. Hij zou de rest van zijn leven buiten Rusland wonen en uiteindelijk Amerikaans staatsburger worden. In 1926 dirigeerde hij in Amsterdam het Concertgebouworkest.
Gedurende een lang werkzaam leven componeerde Stravinsky voor film, bestudeerde jazz en allerhande volks- en kerkmuziek, schreef werken op basis van Griekse mythologie, en maakte zich muzikale technieken eigen die liepen van de zestiende eeuw tot aan Schönberg, aan het begin van de twintigste. Alles doorgrondde hij, maar nergens bleef hij zo lang stilstaan dat hij vastroestte. Zo opende hij vele deuren, die niet meer zouden sluiten.